De maatregelen om de verspreiding van het COVID-19-virus te beteugelen, die al sinds medio maart 2020 in Nederland en Vlaanderen van kracht zijn, hebben een versterkend effect op de ongelijkheden op de arbeidsmarkt.
Door Roel Schouteten
14 mei 2021
Dat blijkt uit een themanummer van Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken waarin de resultaten van een aantal eerste wetenschappelijke onderzoeken naar de effecten van de coronamaatregelen zijn gebundeld. De dataverzamelingen en analyses voor deze studies hebben voornamelijk plaatsgevonden in het tweede en derde kwartaal van 2020, tussen de eerste en tweede coronagolf.
Zowel uit de empirische bijdragen (De Vries; Zoomer et al.; Van Kesteren et al.) als uit de beschouwende bijdragen (Van Laer et al.; Wielers) komt naar voren dat de maatregelen om het virus te beteugelen de ongelijkheden op de arbeidsmarkt versterken. Enerzijds hebben de maatregelen verschillende effecten voor verschillende groepen werknemers (mannen/vrouwen, voltijds/deeltijds werkenden, ouders) en verschillende soorten arbeid en banen (dienstverlening, industrie, creatieve sector). Anderzijds versterken en verdiepen de verschillen die nu aan het licht komen juist de reeds aanwezige ongelijkheden. Deze ongelijkheden lijken diep verankerd in onze huidige maatschappij en manier van organiseren.
Grotere uitstroom in tweede en derde kwartaal van 2020
Op basis van een koppeling van verschillende representatieve data- en administratiebestanden geeft Robert de Vries inzicht in de uitzonderlijke arbeidsmarktmobiliteit in het tweede en derde kwartaal van 2020. Terwijl in voorgaande crisissituaties de afname van werkgelegenheid meer geleidelijk ging, nam tijdens de eerste maanden van de intelligente lockdown in 2020 het aantal mensen met werk in korte tijd af.
In het tweede en derde kwartaal van 2020 was de uitstroom uit werk groter en de instroom naar werk kleiner dan in het eerste kwartaal. Ook werden andere beroepsgroepen getroffen dan eerder het geval was, bijvoorbeeld tijdens de financiële crisis in 2008.
Sterkste afname in dienstverlenende beroepen en reisbranche
Tijdens de coronacrisis was de sterkste afname van werkenden te zien in dienstverlenende beroepen, zoals in de horeca (kelners, koks, barpersoneel) en de reisbranche (reisbegeleiders), en in de transportsector en de logistiek (bus- en trambestuurders, taxichauffeurs). Daarnaast waren werknemers in deze beroepsgroepen relatief vaak werkzaam in een bedrijf dat gebruik maakte van steunmaatregelen (NOW).
Van de kappers, reisbegeleiders en schoonheidsspecialisten had meer dan 90 procent een werkgever die NOW had aangevraagd. Steunmaatregelen voor zelfstandigen (TOZO) werden veel gebruikt door zelfstandigen met een dienstverlenend beroep (38%), zoals koks, kappers en barpersoneel, en door creatieve en taalkundige beroepen (34%), zoals kunstenaars, fotografen en interieurontwerpers; beroepen die door de coronamaatregelen het hardst zijn getroffen.
Juist minder mannen met burn-outklachten
De coronamaatregelen dwongen veel werknemers en zelfstandigen om (meer) thuis te werken. De bijdrage van Thijmen Zoomer en collega’s laat zien dat de arbeidsomstandigheden van thuiswerkers in het algemeen niet noemenswaardig zijn veranderd. Maar voor specifieke groepen komen er wel opvallende resultaten naar voren. Zo ervaren meer vrouwen en thuiswerkers met een flexibel contract burn-outklachten terwijl het percentage mannen met burn-outklachten juist is afgenomen in coronatijd.
En ouders van jonge kinderen ervaren vaker een verslechtering van de werk-privé-balans. Het onderzoek van Justus van Kesteren en collega’s richt zich juist op deze laatste groep. Hun onderzoek laat zien dat thuiswerkende ouders met jonge kinderen minder tijd zijn gaan besteden aan betaald werk en meer tijd aan zorg voor kinderen. Door de schoolsluitingen moeten (werkende) ouders meer tijd en energie besteden aan de zorg voor (jonge) kinderen die de hele dag thuis zijn en vaak hulp en ondersteuning nodig hebben om afstandsonderwijs te volgen. Dit effect is voor moeders sterker dan voor vaders.
Dit resultaat bevestigt de traditionele rolpatronen tussen ouders waarbij moeders een groter deel van de zorg voor de kinderen op zich nemen en vaker in deeltijd werken, waarmee de maatregelen om de pandemie te beteugelen dus een versterkend effect hebben op de arbeidsmarktongelijkheid tussen mannen en vrouwen.
Versterkte ongelijkheden
In het verlengde hiervan betogen Koen Van Laer en collega’s dat de coronacrisis allerlei arbeidsmarktongelijkheden blootlegt, die vóór de pandemie voor velen relatief onzichtbaar waren of als vanzelfsprekend werden beschouwd. De coronamaatregelen versterken juist dergelijke ongelijkheden, zoals:
De ongelijke waardering van beroepen. Dit betreft de mismatch tussen de economische waardering van beroepen en de mate waarin ze maatschappelijke waarde creëren (Graeber, 2018), denk aan de medewerkers in de zorg: wel applaus, geen structurele loonsverhoging.
Ongelijke onzekerheid. Personen in flexibele banen (vaak jongeren, laagopgeleiden, personen met een migratieachtergrond en/of een handicap) lopen in tijden van crisis meer kans op werkloosheid dan personen in beschermde en stabiele banen.
De ongelijke fysieke en mentale risico’s verbonden aan werk. Vergelijk bijvoorbeeld de risico’s die thuiswerkers lopen (vaak professionals en administratief personeel met teleworkable jobs die in de best beschermde posities werken) met de (besmettings)risico’s die personen in de zorg dagelijks lopen bij de behandeling van coronapatiënten.
De ongelijke verdeling van zorgtaken. Onbetaalde zorgtaken worden disproportioneel door vrouwen opgenomen.
Ongelijkheden vanwege gender, etniciteit en handicap
Volgens Van Laer et al. (2021) zijn deze ongelijkheden verbonden aan sociale identiteiten zoals gender, etniciteit en handicap. Een vergelijkbare boodschap geeft Rudi Wielers in zijn essay waarin hij drie recent verschenen boeken (Graeber, 2018; Sandel, 2020; Goodhart, 2020) bespreekt om een verklaring te bieden voor de geringe (geldelijke) waardering van zorg.
Deze geringe waardering van zorg kwam treffend aan het licht toen de Nederlandse regering moest besluiten om de CAO-lonen in de zorg te verhogen. Weliswaar ontvingen de ‘helden van de zorg’, die in het oog van de coronastorm hun werk moesten doen, een lang en hartverwarmend applaus, maar meer dan een eenmalige bonus zat er niet in. De besproken recente literatuur biedt een verklaring voor de toegenomen ongelijkheid, die vooral plaatsvindt op basis van diploma’s.
‘Essentiële’ of ‘vitale’ beroepen zijn heel andere dan de beroepen en de functies die we goed belonen. En die ongelijke waardering is diep verankerd in ons waardensysteem, in processen in de samenleving en ook in onze psyche. Daarmee is er een lange weg te gaan om, in kleine stapjes, ons arbeidssysteem te veranderen op basis van bijdragen aan het welzijn, in plaats van op basis van diploma’s.
Roel Schouteten is universitair docent Strategisch Human Resource Management bij de Faculteit der Managementwetenschappen aan de Radboud Universiteit en redactielid van Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken.
Deze bijdrage is een bewerking van het redactioneel van Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jaargang 37, nummer 1.